1. Actualisatie investeringsplan en kapitaallastenplafond
Eind 2019 is bij ons expliciet bekend geworden dat er sprake is van aanzienlijke achterstanden in het onderhoud van wegen, riolering, groenvoorziening en openbare verlichting in Muiden en Muiderberg. Deze achterstanden zijn al voor de fusie ontstaan, maar waren ten tijde van de fusie in die omvang niet bekend. Om concreet zicht te krijgen op de achterstanden in onderhoud, is vanaf 2016 binnen de beschikbare budgetten en capaciteit een aantal onderzoeken uitgevoerd.
Daaruit is uiteindelijk eind 2019 het beeld ontstaan zoals dat nu voorligt:
• De omvang van het wegenonderhoud blijkt fors groter dan voor de fusie gedacht.
• In Muiden en vooral Muiderberg is veel urgent onderhoud aan de riolering nodig en moet daarnaast ca. 10 km riolering in zijn geheel vervangen worden omdat het einde van de (technische) levensduur is bereikt.
• In de wijk Mariahoeve en op diverse andere locaties dient de openbare verlichting vervangen te worden.
• In combinatie met het groot onderhoud dienen op sommige plaatsen groenvoorzieningen gerenoveerd te worden en speelplaatsen opgeknapt te worden.
Aanzienlijke opgave
Met het verkrijgen van dit inzicht ontstond voor het college een noodzaak én een aanzienlijke opgave om de komende jaren dit onderhoud versneld uit te voeren. De totale kosten hiervan zijn becijferd op circa € 28 miljoen, waarvan na toerekening aan en dekking vanuit rioolmiddelen nog circa € 17 miljoen te dekken resteert. In de beschikbare budgetten is echter onvoldoende dekking aanwezig om deze projecten allemaal binnen een afzienbare periode (circa 5 jaar) uit te voeren.
Gegeven deze situatie heeft het college eind 2019 een aantal acties geïnitieerd. Allereerst is het gepresenteerde inzicht over de onderhoudsstaat en noodzakelijke maatregelen, gelet op de omvang en implicaties ervan, onderworpen aan een second opinion door een extern bureau. De uitkomst bevestigde de urgentie en omvang van de opgave. Vervolgens heeft het college opdracht gegeven om een tweetal zaken te onderzoeken, teneinde eventuele significante achterstanden boven tafel te krijgen:
1. Het actualiseren van alle bestaande ramingen voor projecten en investeringen in het fysieke domein.
2. Het ontwerpen van een afwegingskader voor prioritering van de projecten, aangezien realisatie van alle projecten in een kort tijdsbestek zowel financieel als fysiek en qua capaciteit onmogelijk zou zijn.
Actualisatie ramingen en afwegingskader
Een groot aantal ramingen bleek gedateerd, incompleet en/of gebaseerd op gemankeerde uitgangspunten. Zo waren bijvoorbeeld opeenvolgende indexeringen niet toegepast, bouwkosten, engineeringskosten en/of ambtelijke voorbereidingskosten niet meegenomen en was in sommige gevallen de scope (het bereik, de omvang en implicaties) van een project niet uitgekristalliseerd. Het resultaat van deze opdracht is tweeërlei geweest. Enerzijds werd duidelijk dat ramingen in veel gevallen naar boven moeten worden bijgesteld om niet in de uitvoeringsfase voor onaangename verrassingen te worden gesteld. Anderzijds bleek een aantal projecten bij nader inzien nog niet rijp voor de realisatiefase, omdat bijvoorbeeld scope e/o uitgangspunten nog aandacht verdienen.
Met dit actuele inzicht is voor alle projecten die in beginsel rijp zijn voor uitvoering, een afwegingskader ontwikkeld. Daarbij zijn al deze projecten ‘gescoord’ (1, 2 of 3 punten) op de navolgende criteria:
• Technisch urgent: inhoudende een beoordeling van de technische levensduur, onderhoudstoestand in relatie tot o.a. veiligheid en kapitaalvernietiging bij uitstel. Voorbeeld van een technisch urgent project is het groot onderhoud aan Mariahoeve/Eikenlaan;
• Politiek-bestuurlijke ambitie: inhoudende een beoordeling/inschatting van de prioriteit die vanuit politiek en bestuur aan een project wordt toegekend. Een voorbeeld van een project in deze categorie is de herinrichting van de Vlietlaan;
• Maatschappelijke relevantie: inhoudende een beoordeling van het effect of rendement van een project in de samenleving. In deze categorie kan gedacht worden aan de renovatie van sportvelden.
Aan de hand het voorgaande is een overzicht ontstaan, waarin projecten en investeringen zijn geprioriteerd. Relevant in dit verband is dat het college hierbij heeft gestreefd naar een evenwichtige verdeling tussen de kernen, maar ook tussen onderhoud en ambitie.
Financiële gevolgen
Het overzicht levert, tezamen met de aanvulling van nieuwe gewenste investeringen, een volumetoename aan voorgenomen uitgaven op in de periode 2020-2024. In de Programmabegroting 2020-2023 is het totale uitgavenniveau € 103 miljoen. Door genoemde actualisatie zou dit groeien naar € 162 miljoen voor vijf jaar (gemiddeld ruim 30 miljoen per jaar). Een forse toename van 60 miljoen. Hierin is het aandeel indexatie becijferd op ongeveer 20 %, een optelling van bouwindex cijfers van 2017 tot heden. Het thema duurzaamheid is ingeschat op een jaarlijks aandeel van ongeveer 10 % en betreft onder meer klimaatadaptieve maatregelen (een robuust hemelwaterstelsel/ 2e rioolstelsel), biodiversiteit en circulair inkopen.
Een stap voorwaarts
Het in de voorbije maanden doorlopen, intensieve en ingrijpende traject heeft ons gebracht tot het punt waar we nu staan. De constatering van een aanzienlijk probleem in Muiden en Muiderberg hebben wij aangegrepen om een stap voorwaarts te zetten in de planning, prioritering en realisatie van onze projecten. Deze aanpak heeft ons het vereiste inzicht gebracht in de opgave waarvoor wij staan en heeft ons tegelijkertijd verder gebracht in de ontwikkeling van onze organisatie. Na een aantal jaren van visie-ontwikkeling en bouwen aan de organisatie, is het college nu in staat en gereed om de uitvoering van projecten en investeringen ter hand te nemen. Wij hebben niet de mogelijkheid om alles in een kort tijdsbestek waar te maken, maar zijn wel in staat om op basis van de gemaakte afwegingen de komende tijd tot aansprekende resultaten te komen en daarin ook een versnelling aan te brengen ten opzichte van de voorliggende periode.
Invoering kapitaallastenplafond
De actualisatie van voorgenomen investeringen kenmerkt zich, zoals aangegeven, door een aanzienlijke volumetoename van de investeringsuitgaven tot gemiddeld ruim € 30 miljoen per jaar. Dit zou leiden tot een fors hoger niveau aan kapitaallasten. Gelet op andere financiële ontwikkelingen is die toename niet realistisch. Daarom maximeren we, in het kader van deugdelijk financieel beleid, de kapitaallasten op het niveau van de huidige Programmabegroting 2020-2023 (een kapitaallastenplafond). Deze maximering betekent dat ongeveer € 8 miljoen per jaar minder aan investeringen wordt uitgegeven. Met als gevolg uitstel/spreiding van die uitgaven tot na 2024.
Om dit te realiseren is een aantal zoekrichtingen uitgewerkt.
• Voor het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP; uitgavenvolume 2020-2024 € 60 miljoen, dus gemiddeld € 12 miljoen per jaar) wordt het uitgavenvolume gemaximeerd op € 8 miljoen per jaar;
• Daarnaast nemen we aan dat in de praktijk 100% realisatie van de uitvoering van alle projecten niet zal voorkomen (over-programmering). Vooralsnog zetten wij in op 80% realisatie.
Met deze twee zoekrichtingen halen we ongeveer 50% van de doelstelling.
• Om het kapitaallastenplafond te realiseren is vervolgens een nadere prioritering toegepast op basis van met name technische noodzaak. Dit betekent wel dat sommige ambities niet direct kunnen worden verwezenlijkt.
De uitkomsten van deze zoekrichtingen zijn verwerkt in het overzicht van noodzakelijke investeringen (zie hoofdstuk 6.2) en financieel vertaald in deze perspectiefnota in Programma 9 Algemene baten en lasten. Met deze zoekrichtingen zijn we erin geslaagd om het uitgavenvolume van de in onze ogen noodzakelijke investeringen te verlagen met bijna € 40 miljoen tot € 124 miljoen in de periode 2020 - 2024 (zie hoofdstuk 6.3).
De overige projecten worden vooralsnog niet uitgevoerd, tenzij er ruimte is binnen een sluitende begroting om ook andere investeringsprojecten op te starten. Sommige daarvan worden in ieder geval doorgeschoven naar latere jaren. Deze uitgestelde investeringen worden gepresenteerd in hoofdstuk 6.3.